Click here to change this text. Lorem ipsum dolor sit amet, consectetur adipiscing elit. Ut elit tellus, luctus nec ullamcorper mattis, pulvinar dapibus leo.
Na kritische analyse, samen met onafhankelijke experten, blijven we bij ons standpunt: het rapport van de commissie Grondverzet biedt onvoldoende garanties voor de volksgezondheid van de omwonende en de arbeiders.
Lees hieronder onze analyse en bijkomende vragen.
De grootste pijnpunten in dit rapport zijn:
Dat de commissie zelfverzekerd adviseert dat de Oosterweelwerken mogen doorgaan, mits de bijkomende maatregelen opgelegd in het rapport, terwijl ze herhaaldelijk aangeeft over onvoldoende informatie te beschikken om risico’s voor de gezondheid en het milieu in te schatten (zie bv. p. 4, 12, 16).
Dat de commissie de gehanteerde norm van 70 μg/kg ds niet in vraag stelt, hoewel die norm geen heldere wetenschappelijke basis heeft en geen rekening houdt (nu, net zomin als in 2017) met de meest actuele inzichten. In 2017 was namelijk al het volgende geweten: in Nederland (Chemours, Dordrecht) vervuiling met PFOA en PFOS waar de maximum norm 3 μg/kg ds werd gehanteerd. Ook in Beieren (Duitsland) vond reeds een PFOS en PFOA vervuiling plaats waar de norm 0,1 μg/L uitloog werd gebruikt. De inschatting van de risico’s verbonden aan het vrij gebruik van gronden met waarden tot 70 μg, is bovendien niet sluitend. De Vlaamse regering moet ingrijpen om dit normenkader bij te stellen.
Dat de positie van de arbeiders actief op de Lantis-site niet is meegenomen in het rapport, en geen maatregelen worden voorgeschreven voor monitoring van hun gezondheidstoestand.
Dat de commissie heeft nagelaten het inpakprincipe grondig door te lichten. Er wordt onvoldoende bewijs geleverd dat deze methode duurzaam is, en voldoende garanties biedt voor mens en milieu.
Dat de commissie nalaat om een inperking van de vervuiling en een saneringsplan voor het vervuilde gebied te eisen, zij het op korte of lange termijn. Dit ondanks de risico’s van niet-inperking en niet-sanering, en de verplichtingen verbonden aan het standstill- beginsel.
Dat een juridische analyse wordt aangereikt, hoewel de commissie daarvoor geen eigen expertise in huis heeft. Bijgevolg is de juridische inschatting aan onvoldoende tegenspraak onderworpen geweest. Daardoor gaat ze voorbij aan verschillende juridische overwegingen met betrekking tot de opslag van zwaar vervuilde gronden.
Stofbeheersing
Onvoldoende informatie — op p. 4 stelt de commissie: “Vermits er onvoldoende metingen voorhanden zijn, kan de reële impact van stof op de omgeving niet ingeschat worden.” De commissie weet dus niet hoeveel stof er wordt gegenereerd. Dat ze niettemin zelfverzekerd concludeert dat de werken kunnen worden verdergezet, is onbegrijpelijk. Bovendien worden te grote conclusies getrokken uit een beperkt aantal werfbezoeken, bv. het frequente karakter van reinigingsmethoden (p. 1). Hoe kan zonder de impact van het rondvliegend stof te weten, geadviseerd of geconcludeerd worden dat de werken veilig zijn?
Arbeiders — de positie van de arbeiders actief op de Lantis-site is niet meegenomen in het rapport. Indien men de risico’s voor hen serieus neemt, zouden maandelijks bloedmetingen moeten genomen worden om te zien of het PFOS-gehalte in hun bloed oploopt. Zij zijn immers de kritisch blootgestelden. Waarom wordt de situatie van de arbeiders niet onderzocht in het rapport?
Stofbeheersingsmaatregelen — de commissie besluit dat “de beste beschikbare technieken voor opslag en verwerking van stuivende stoffen” worden gehanteerd. Het is evenwel onduidelijk wat dat betekent. Bovendien is het onduidelijk hoe omvattend gronden nu vochtig worden gehouden, om stofvorming te voorkomen. De Vlaamse overheid dient hierin bindende maatregelen op te leggen. Welk zijn de bindende maatregelen om stof te voorkomen die worden opgelegd?
Stofmetingen — er is ontzettend veel onduidelijkheid over deze meetcampagne. Wie zal hierover adviseren, wie zal ze ontwikkelen, wie zal ze goedkeuren? Worden hierbij onafhankelijke experten betrokken? Welke normen worden daarbij gehanteerd? Is er real time-controle? Kunnen deze vragen omtrent de stofmetingen worden beantwoord door de experten?
Transport — het rapport is tegenstrijdig m.b.t. transport van met PFOS verontreinigde grond. Enerzijds stelt het dat geen verontreinigde gronden de KWZ verlaten (p.5) en dat transport door woonkernen “maximaal moet worden vermeden”. Niet alleen is dat een te zwak statement (dergelijk transport is immers ontoelaatbaar), maar even later spreekt het rapport over de situatie waarin “dergelijk transport zou plaatsvinden” (p. 4). Kan dit onmiddellijk worden uitgeklaard, zodat transport doorheen de woonkernen uitgesloten is?
Afdekking — het rapport is erg vaag op dit vlak. Het stelt: “De meest vervuilde gronden worden zo snel mogelijk definitief gestockeerd met een afdeklaag, waardoor het risico op verwaaiing volledig verdwijnt.” Het is onduidelijk om welke gronden het gaat, alsook wat ‘zo snel mogelijk” impliceert. Welke bindende richtlijnen worden uitgevaardigd door de experten betreffende de afdekking?
Toezicht — de commissie schrijft de actieve betrokkenheid van omwonenden voor (p. 4). Het is evenwel in de eerste plaats de taak van de aannemer en van de overheid om toezicht te organiseren. Welke garanties worden op dat vlak geëist van Lantis?
Grondverzet
Onvoldoende informatie — op p. 16 stelt de commissie: “Het is op basis van de huidige informatie en binnen het bestek van de opdracht van de commissie op dit moment moeilijk uit te maken wat de kwaliteit is van de aanwezige bodem op de locaties waar gronden met een kwaliteit tussen de 3 en 70 μg/kg ds vrij (zullen) worden gebruikt als bouwkundig gebruik.” Op p. 12 stelt de commissie: “Aanvullend adviseert de commissie te voorzien in een monitoring van grond- en oppervlaktewater. Er is nood aan een meer uitgebreide monitoringstrategie voor opvolging van de grondwaterkwaliteit in de hele kadastrale werkzone om de effecten van de werken op lange termijn op te volgen en de risico’s verder te beheersen.” Dat ze niettemin zelfverzekerd adviseert dat de werken kunnen worden verder gezet, mits het nemen van enkele bijkomende maatregelen, is onbegrijpelijk. Hoe verdedigt de Commissie Grondverzet zich hierin?
Aanleg met grond + 70 μg — er werden reeds infrastructuren aangelegd waar grond met + 70 μg werd gebruikt in de leeflaag, waaronder de Kluifrotonde. Hoe is dat kunnen gebeuren, gelet op de normen gehanteerd in de vergunning? In hoeverre zet deze fout de aanname op de helling dat Lantis haar engagementen nakomt, en dat de controle op de werkzaamheden voldoende strikt is?
Normenkader — de Commissie Grondverzet stelt de gehanteerde norm van 70 μg/kg ds niet in vraag, hoewel die norm gebaseerd is op haalbaarheid, eerder dan een solide wetenschappelijke basis. Bovendien was die normering al in 2017 niet in overeenstemming met de meest actuele toetsingswaarden (bv. vergeleken met de normen gehanteerd in Nederland, Dordrecht (3 μg/kg ds) en Duitsland, Beieren (0,1 μg/L uitloog)), en lijkt die niet in overeenstemming met nieuwe adviezen en richtlijnen van o.a. de Grondbank en OVAM. De inschatting van de risico’s die het gebruik van die gronden met zich meebrengt, is niet te verifiëren. Waarom wordt het normenkader niet in vraag gesteld door de experten? Hoe kunnen de experten garanderen dat grondverzet voor vrij gebruik binnen de KWZ veilig is voor milieu en volksgezondheid?
Opslag zwaar vervuilde grond — de opslag van zwaar vervuilde grond wordt toegelaten, bv. in verschillende bermen (p. 10). Het wordt door experts betwist of de opslag van deze zwaar vervuilde gronden wel conform de wettelijke voorschriften is, en correct vergund werd.
Zonering — het is geheel onduidelijk hoe de meer gedetailleerde zoneringsaanpak er moet uitzien, hoewel het om een cruciaal punt gaat in het licht van het standstill- beginsel. Welke principes moeten worden gehanteerd? Wie zal die aanpak evalueren? Wie zal erop toezien?
Inpakken — er blijven grote vraagtekens staan bij de effectiviteit en duurzaamheid van de verpakking en afdekking van de zwaarst vervuilde gronden. Waarom wordt voor deze verpakking en afdekking geen bevestiging gevraagd door geotechnische experten?
Leeflaag — het is onduidelijk welke definitie gehanteerd wordt om te bepalen of er sprake is van een voldoende dikke en “gezonde leeflaag”. In het parlement (16/7) leek prof. Vrancken te bevestigen dat het percentage PFOS in die grond niet meer dan 3 μg/kg ds kan zijn. Die richtlijn dient te worden geformaliseerd. Er wordt ook niet gedefinieerd hoe het criterium ‘Nabij bewoning/bebouwing en recreatiegebieden’ wordt ingevuld. De overheid dient hierover zorgvuldige richtlijnen te formuleren. Waarom worden er geen concrete richtlijnen voorgesteld door de experten? Is een leeflaag van 70 cm voldoende om de gezondheid van de omwonenden en milieu te garanderen?
Sanering — de commissie laat na om een saneringsplan te vragen, waardoor gegarandeerd wordt dat het volledige gebied rond de 3M-site op termijn gesaneerd kan worden. Dat ondanks de risico’s die verbonden zijn aan het niet saneren van het gebied, en de verplichtingen die voortkomen uit het standstill-beginsel. Wat is saneringsplan? En wat is de analyse van de experten betreffende het saneringsplan?
Juridische analyse
Relevantie — het is onduidelijk wat de relevantie is van de juridische analyse, aangezien het buiten de strikte opdracht van de commissie valt (de beoordeling van de gezondheidsrisico’s). Bovendien wordt in de introductie van het rapport vermeld dat het geen juridisch advies aflevert. Het lijkt een juridische voorafname dat er niets illegaal gebeurt, terwijl milieu-experts in de media aangeven dat er wel degelijk inbreuken op zowel nationaal- als internationaal milieurecht plaatsvinden.
Oorsprong — er zit geen enkele jurist in de commissie. Wat is de oorsprong van deze argumentatie? Was er in de werkzaamheden voldoende ruimte voor juridische tegenspraak?
Openbaarheid van bestuur — dit rapport is gemaakt op basis van “eigen expertise, uitwisseling van rapporten en geschreven informatie met Lantis, een informatievergadering met de verantwoordelijken van Lantis, Rots en Rinkonien, en een werfbezoek.” Zijn alle documenten, rapporten, berekeningen en verslagen van plaatsbezoeken die opgemaakt of bekeken zijn openbaar beschikbaar? Op basis van de wet openbaarheid van bestuur en het Aarhus verdrag, recht op milieu-informatie bij onmiddellijke gezondheidsrisico’s, dienen deze vrij toegankelijk gemaakt te worden (zie ook Toegang tot informatie voor de burger bij de federale overheidsdienst volksgezondheid, veiligheid van de voedselketen en leefmilieu). Hoe worden zij beschikbaar gesteld?