In Zwijndrecht hebben de bewoners niet alleen geleerd hoe je PFAS uitspreekt, maar ook hoe je ermee leeft
23.03.2025 | Grondrecht
Ze wonen nog steeds bovenop hun verontreiniging. In Zwijndrecht hebben de bewoners niet alleen geleerd hoe je PFAS uitspreekt, maar ook hoe je ermee leeft: op de bodem van de samenleving, waar vervuiling niet wordt opgeruimd maar gemanaged, en verantwoordelijkheid systematisch wordt geoutsourcet aan tijd en vergetelheid.
Vier jaar na het schandaal rond de chemiegigant 3M is geen enkele kubieke meter vervuilde grond gesaneerd. Geen schop ging de grond in, tenzij om stalen te nemen of de illusie van actie op te houden. Wat resteert, is een gemeenschap in limbo: omgeven door kippen die eieren leggen voor de vuilnisbak, tuinen waar geen groente meer wordt geoogst, en bewoners die niet langer weten of ze eigenaar zijn van een huis of van een risico.
Wie zich op dit Vlaamse front begeeft, ontmoet mensen als K., een biologische landbouwer wiens akkers ooit symbool stonden voor een gezondere landbouw. Vandaag zijn ze besmet. Niet alleen door de chemicaliën, maar ook door de cynische logica van een systeem dat ‘tijd kopen’ verwart met ‘tijd geven’. Zijn groenten zijn veilig, maar zijn grond is dat niet. Zijn bestaan als bioboer is een contradictie geworden — én een daad van verzet.
Zwijndrecht is geen geïsoleerd geval. Het is de lakmoesproef voor het milieubeleid in Vlaanderen. Wat gebeurt er als economische belangen, juridische verantwoordelijkheden en politieke onwil samenkomen op een plek waar mensen leven, planten en opgroeien? Dan krijg je een patstelling die zich vermomt als proces: saneringsplannen die worden ingediend net voor de deadline, beroepsprocedures die alles weer vertragen, bewonersvergaderingen met veel hapjes en drankje en onuitgesproken minachting.
Intussen dijt het dossier uit tot iets grotesks. Meer dan een miljoen kubieke meter PFAS-grond is al verplaatst, voor de Oosterweelwerken. De sanering zelf — als ze er ooit komt — zal jaren duren en onvoorstelbare logistieke inspanningen vergen. Vrachtwagens vol giftige aarde zullen de regio doorkruisen, op zoek naar stortplaatsen die almaar schaarser worden. Intussen groeien er geen courgettes meer in de volkstuin, maar wel het wantrouwen.
Dat 3M zijn verantwoordelijkheid minimaliseert, verrast niemand meer. Dat de Vlaamse regering de schijn van regie ophoudt terwijl ze ondertussen juridische nederlagen lijdt — zoals de vernietiging van het besluit om tuinen integraal te herstellen — is beschamender. En dat OVAM blijft communiceren in de toekomsttijd, is een stille bekentenis: de tijd is hun enige bondgenoot. En hun enige strategie.

De Zwijndrechtenaren blijven achter met vragen waarop niemand nog antwoorden belooft. Wat gebeurt er met hun eigendom, hun grond, hun geschiedenis? Wat is de waarde van een tuin waarin honderden uren werk en generaties zorg zitten, als men die zomaar kan afgraven en vervangen door ‘functioneel herstel’ — een eufemisme voor gras?
Nog schrijnender is de vaststelling dat wie hier wil vertrekken, vastzit. De huizen zijn onverkoopbaar geworden, behalve tegen verlies. Wie blijft, doet dat met tegenzin of uit principe. Zoals K., die in zijn eentje een rechtszaak won tegen 3M, maar zijn tuin verloor. Of C., die de hoop niet wil opgeven omdat ze van haar uitzicht houdt, ondanks de wetenschap dat het vergiftigd is.
Wat in Zwijndrecht op het spel staat, is meer dan een saneringsplan of een financiële regeling. Het is een morele grens. Een democratie die toelaat dat burgers jarenlang moeten leven in onzekerheid, zonder betrouwbare bescherming tegen industriële vervuiling, ondermijnt zichzelf. Als het antwoord op milieuschade enkel technocratisch en juridisch blijft, dan hebben we de ethiek van het beleid uitbesteed — en geofferd.
Er zal ooit een brug komen over de E34, belooft 3M, zodat de giftige aarde efficiënt kan worden afgevoerd. Een brug, inderdaad. Maar tussen belofte en werkelijkheid ligt een diepe kloof, gegraven door uitstel, PR en procedure.
Zwijndrecht had een proeftuin kunnen zijn van ecologische rechtvaardigheid. Het is een monument geworden van uitgestelde verantwoordelijkheid. En zolang de sanering een mythisch moment in de toekomst blijft, wonen mensen — letterlijk — op de laatste resten van hun vertrouwen.
Want het kan toch niet de bedoeling zijn dat iedereen vertrekt. Of erger nog: dat ze blijven, maar niet meer hopen.