05.01.2022 | Grondrecht

Handleiding + bezwaarschrift

Omgevingsvergunning Lot2a_COTU_ST W1_Wijziging VW_MIL – OMV 2021160028 – COTU


Bedankt voor jullie engagement om onderstaand bezwaarschrift in te dienen.
Volg alvast de stappen hieronder:
STAP 1. GA NAAR HET OMGEVINGSLOKET.
  1. https://omgevingsloketpubliek.omgeving.vlaanderen.be/
STAP 2. ZOEK OP
  1. vul in het zoekvenster links bovenaan de projectcode “2021160028” in
  2. selecteer “Lot2a_COTU_ST W1_Wijziging VW_MIL (2021160028)” uit de popup-lijst onder het zoekvenster
    aan de rechter zijde verschijnt nu het project in de lijst

2.

STAP 3. SELECTEER HET PROJECT.

Klik op de ‘informatiebutton’ achter het project in de kader in de rechterzijde.

Projectnummer: 2021160028

Klik op de achter het project.

Alle details en documenten van dit project verschijnen:

STAP 4. KLIK OP ‘NIEUW BEZWAARSCHRIFT TOEVOEGEN’

Klik op de ‘NIEUW BEZWAARSCHRIFT TOEVOEGEN’ in de blauwe balk onderaan.

STAP 5. MELD JE AAN / LOG IN

Log jezelf in met Itsme, met een eID kaartlezer of een andere methode.

STAP 6. VUL HET FORMULIER IN.
  • geef je e-mailadres op
  • kies wat van toepassing is bij “Vertegenwoordiging”
  • kies of je wil dat jouw bezwaarschrift zichtbaar is voor anderen > zo ja, vink dit vakje aan
  • geef je bezwaarschrift in in het grote vak en/of voeg een bestand toe
  • op de volgende bladzijden van deze handleiding vind je een voorbeeld dat je kan kopiëren
  • vul op het voorbeeld nog je naam en adres in bij de gele markering!
  • klik op INDIENEN!

VOORBEELD Bezwaarschrift


Selecteer de volledige tekst en afbeelding hieronder, kopieer en plak het in het “Inhoud van het bezwaarschrift”-veld van je bezwaarschrift.

Let er op om na het plakken van de tekst je naam en adres (hieronder geel aangeduid) te personaliseren.
Vanzelfsprekend kan je ook nog eigen opmerkingen toevoegen.

vanaf hier kopiëren


[VUL JOUW NAAM HIER IN ]

[VUL JOUW VOLLEDIG ADRES HIER IN ]

[VUL JOUW WOONPLAATS HIER IN ]

—————————————————————————————————————————– 

Aan:

Organisatoren openbaar onderzoek: 

Het College van Burgemeester en Schepenen Stad Antwerpen
t.a.v. dienst Vergunningen, Grote Markt 1 te 2000 Antwerpen.

Vergunningverlener: 

Het Departement Omgeving van de Vlaamse Overheid
Afdeling Gebiedsontwikkeling, Omgevingsplanning en –projecten
Directie Gebiedsontwikkeling
Team Mer
Koning Albert II-laan 20 bus 8 te 1000 Brussel
mailto:mer@vlaanderen.be 

—————————————————————————————————————————–

BEZWAARSCHRIFT

————————————————————————————————————–
Tegen een omgevingsvergunning bijstelling milieuvoorwaarden door exploitant voor werfzone Linkeroever en Rechteroever met projectnaam ‘Lot2a_COTU_ST W1_Wijziging VW_MIL’, op Charles de Costerlaan zn, 2050 Antwerpen. 

Vergunningaanvrager: THV Cotu, Laarstraat 16, 2610 Antwerpen

Ref. OMV 2021160028
————————————————————————————————————–
Geachte,

Ik dien met dit bericht formeel een bezwaarschrift in in het kader van het lopend openbaar onderzoek naar de aanvraag voor een omgevingsvergunning ‘Lot2a_COTU_ST W1_Wijziging VW_MIL’ (OMV referentie 2021160028). Deze omgevingsvergunning omvat bijstellingen van volgende bijzondere voorwaarden verleend in omgevingsvergunning met dossiernummer OMV/2020142147:

– Het afdekken van grondtransporten van gronden met code 429! (bijzondere voorwaarde 5 uit huidige OMV ST W1).

– De lokale beneveling van de locatie waar gronden met code 429! worden afgegraven bij droge weersomstandigheden en stofvorming (bijzondere voorwaarde 5 uit huidige OMV ST W1).

– De bevochtiging (met sproeiwagen) van de verharde werfwegen en onverharde pistes bij droge weersomstandigheden en stofvorming (bijzondere voorwaarde 5 uit huidige OMV ST W1).

Regelmatige natte veging van de verharde werfwegen (bijzondere voorwaarde 5 uit huidige OMV ST W1).

– Het gebruik van niet-verontreinigd (bemalings)water bij de beneveling van de locatie waar de activiteiten worden uitgevoerd (bijzondere voorwaarde 5 uit huidige OMV ST W1).

– Om de stofbeheersingsmaatregelen ter hoogte van de werfzone LO te controleren, wordt in samenspraak met een MER-deskundige in de discipline lucht, deeldomein luchtverontreiniging, op een geschikte locatie een meetstation voor stof voorzien en stofmeetactieplan opgesteld. Het stof meetactieplan voorziet in een meetcampagne waarbij via stofstalen het gehalte opwaaiend stof, en de gehaltes aan PFAS in deze stalen, afkomstig van de werfzone LO/ST gemeten wordt. In het werkplan wordt de locatie van dit meetstation aangeduid en het stofactieplan ter hoogte van dit meetstation opgenomen. Voor de invulling van deze bijzondere voorwaarde kan gebruik gemaakt worden van stofmeetcampagnes die door derden worden opgezet (bijzondere voorwaarde 9 uit huidige OMV ST W1).

Deze omgevingsvergunning omvat ook BIJKOMENDE en NIEUWE bijzondere voorwaarden: 

– COTU vraagt volgende aanvullende voorwaarde aan “Transport van met PFAS aangerijkte grond (meer dan 3 μg/kg ds PFOS/PFOA en/of meer dan 8 μg/kg ds PFAS – OVAM richtlijnen) van op de werf doorheen de omliggende woonkernen – meer bepaald Zwijndrecht, Burcht en Antwerpen Linkeroever – is niet

toegelaten. Er wordt hierbij verder maximaal gebruik gemaakt van het werfwegennetwerk.”

– COTU vraagt volgende aanvullende voorwaarde aan: “Teneinde de opvolging van de vordering van het grondverzet te faciliteren, informeert de exploitant, COTU, OVAM en de VMM – dienst Luchtkwaliteit maandelijks, via het bezorgen van een actueel situatieplan over de (werfgebonden) tussentijdse opslagplaatsen ((W-)TOPS) en meldt de exploitant hierbij welke zones afgewerkt zijn binnen de werfzone van COTU. Bij afwerking van het project wordt het werkplan hiervan overgemaakt.”

Onderstaande afbeelding, gebaseerd op onderzoek gevoerd door vergunningaanvrager zelf, toont aan dat het projectgebied waarop de vergunningaanvraag van toepassing is, binnen een zone valt die sterk vervuild is met PFAS, waaronder PFOS. Via dit schrijven maak ik bezwaar bij het verlenen van een vergunning voor  ‘Lot2a_COTU_ST W1_Wijziging VW_MIL’ (OMV referentie 2021160028)’, zolang de impact op de omgeving, waaronder Habitatrichtlijngebieden en Vogelrichtlijngebieden, de bevolking en de menselijke gezondheid niet wordt onderzocht zoals vereist door de geldende wetgeving inzake milieueffectenrapportering. Bovendien dient deze vergunningsaanvraag te worden geëvalueerd in het licht van het arrest van de Raad van State van 29 december 2021(nr. 252.567 van 29 december 2021 in de zaak A. 235.240/VII-41.264). 

  1. Voor de basisvergunning werd nooit een afdoende project-MER opgemaakt

Allereerst dient te worden aangestipt dat voor de basisvergunningen ten aanzien waarvan de huidige omgevingsvergunningaanvraag een gedeeltelijke wijziging uitmaakt, nooit milieueffectenrapportering werd gevoerd die in overeenstemming is met de geldende wetgeving. Zo werd onder meer het effect op de omgeving van grondverzetwerken in met PFAS vervuild gebied nooit (afdoende) onderzocht. Dit werd bevestigd tijdens de hoorzittingen van de Parlementaire Onderzoekscommissie PFAS-PFOS, onder meer op 27 augustus (door Isabelle Larmuseau, KU Leuven). 

Er werd, gelet op deze PFAS-vervuiling, voor deze en andere vergunningen onder meer geen afdoende water- en bodemtoets gevoerd; noch werd de impact van het geplande grondverzet op het grondwater afdoende bestudeerd; noch werd de impact van de werken op nabijgelegen beschermde natuurgebieden nagegaan. 

Bijgevolg kan niet naar de basisvergunning worden verwezen, om te bepleiten dat de effecten op het milieu van de werken waarvoor actueel een vergunning wordt aangevraagd niet moeten worden onderzocht. 

  1. Geen afdoende onderzoek naar de milieueffecten

Ook uit de documenten gevoegd bij de huidige vergunningaanvraag blijkt niet dat de mogelijke effecten van PFAS op de omgeving werden onderzocht op een wijze die in overeenstemming is met de geldende wetgeving inzake milieueffectenrapportering. 

Er werd immers nog steeds onder meer geen afdoende water- en bodemtoets gevoerd; noch werd de impact van grondverzet vermeld in de vergunningaanvraag op het grondwater afdoende bestudeerd; noch werd de impact nagegaan op nabijgelegen beschermde natuurgebieden (Habitatrichtlijngebieden, Vogelrichtlijngebieden). 

Het is daarbij ook van belang dat recent gebleken is dat (al dan niet vergunde) lozingen van 3M Belgium naast PFOS ook andere toxische PFAS-verbindingen (PFOA, FBSA, PFBSA, MeFBSA, MeFBSAA) bevatten. Bijgevolg dient ook te worden onderzocht wat het effect is van de werken waarop de aanvraag betrekking heeft, gelet op de mogelijke aanwezigheid van deze stoffen in het projectgebied.

Het is  daarbij van belang dat recent door VMM een teveel  aan PFBA werd gemeten in de lucht op 100 meter van het Sint-Annastrand.  In de maanden augustus, september en oktober opvallend hoge concentraties PFBA gemeten. Uit artikel Apache dd. 27/12/2021: “De onderzoekers gingen op negen meetpunten in de ruime omgeving van 3M na hoeveel PFAS er via luchtdepositie neerslaat op de bodem. Ter hoogte van het meetpunt op de Wandeldijk op Linkeroever, naast het Sint-Annastrand, werd dagelijks, per vierkante meter, een neerslag van gemiddeld 213,7 nanogram PFBA gemeten (ng/m²/dag). Ter vergelijking: de op dezelfde locatie gemeten hoeveelheid gedeponeerde PFOS, verantwoordelijk voor de historische vervuiling van het gebied rond 3M, bedroeg in dezelfde periode 2,4 ng/m²/dag. Aan het Sint-Annastrand is het verschil zeer groot. Op andere locaties zijn de verschillen tussen PFBA en PFOS minder groot, maar quasi overal komt PFBA toch in opvallend hogere doses voor dan PFOS. De resultaten van alle meetpunten bij elkaar gerekend, tekent PFBA voor 55% van de gemeten neergeslagen PFAS. Voor PFOS is dat 13%.”

Aangezien geen afdoende onderzoek werd gevoerd naar de milieueffecten van de geplande werken, kan geen vergunning worden verleend.

  1. Omvang van PFAS-vervuiling ongekend

Er is geen gedetailleerde data voorhanden over PFAS-vervuiling in het gebied waarop de vergunningsaanvraag betrekking heeft. Bijgevolg lijkt het sowieso moeilijk of onmogelijk om de effecten van de werken op de omgeving en de volksgezondheid te toetsen. Zo zal het onder meer moeilijk zijn om na te gaan of het standstill-principe gerespecteerd wordt.

Ook voor de adviserende en vergunningverlenende overheden maakt dit gebrek aan informatie het onmogelijk om een afdoende inschatting te maken van de milieueffecten van de werken (in met PFAS vervuild gebied) waarvoor vergunning wordt gevraagd. Bijkomend onderzoek is bijgevolg nodig vooraleer een vergunning kan worden verleend.

  1. De aanvraag houdt geen rekening met de meest recente inzichten en normen omtrent PFAS

Gelet op de EFSA 2020-normen, lijkt het er bovendien op dat het gehanteerde normenkader voorbijgestreefd is. In september 2020 is door EFSA immers de Europese referentiedosis teruggebracht naar 0,63 ng/kg lg/dag voor de optelsom van PFOS+PFOA+PFHxS+PFNA. Dit impliceert dat de actuele gehanteerde bodemnorm van 70 µg/kg ds gebaseerd is op een cumulatieve onderschatting van de toxiciteit van PFOS met een minimale factor van 1.020x (4.500 ng/L versus 4,41 ng/L).  De gehanteerde norm staat in schril contrast met normenkaders die elders worden gehanteerd, waar zich evenwel gelijkaardige vervuilingsproblematieken voordoen. Zo wordt m.b.t. de vervuiling in Dordrecht (PFAS-vervuiling door Chemours) de regel gehanteerd om geen grond uit te graven boven 3 microgram/kg ds.

Donderdag 16/12/2021 verklaarde de rechtbank van eerste aanleg te Antwerpen een milieustakingsvordering ontvankelijk die het gehanteerde normenkader in vraag stelt, omdat ze niet gebaseerd zijn op de meeste recente wetenschappelijke inzichten. 

Gelet op de milieuzorgplicht, die de vergunningaanvrager verplicht alle maatregelen te nemen om schade en hinder te voorkomen, dient voor de toetsing van de vergunningsaanvraag in principe te worden gewerkt aan de hand van de meest recente inzichten. In casu is dat niet gebeurd; bijgevolg kan geen vergunning worden verleend. 

  1. Sanering- en/of afvalverwijderingsverplichting

In ieder geval dienen de adviserende of vergunningverlenende overheden te onderzoeken of er met betrekking tot de PFOS-vervuiling in het gebied waarop de vergunningsaanvraag betrekking heeft, geen saneringsverplichting of afvalverwijderingsverplichting geldt. 

Zoals bevestigd door de Raad voor Vergunningsbetwistingen (14 januari 2021) kan sanering van een projectgebied geëist worden, voordat werken in vervuild gebied kunnen aanvangen.

Daarnaast dient men te onderzoeken of, gelet op de bepalingen inzake milieustrafrecht, niet aan de afvalverwijderingsplicht dient te worden voldaan vooraleer de werken worden aangevat. Dat is in casu evenmin gebeurd.

  1. Arrest Raad van State (nr. 252.567 van 29 december 2021 in de zaak A. 235.240/VII-41.264)

De Raad van State beval de schorsing van de tenuitvoerlegging bij uiterst dringende noodzakelijkheid van de conformverklaring door de vzw Grondbank met nr. 2015-16-210737 van 3 december 2021 van de actualisatie van het Technisch Verslag infrastructuurwerken Linkeroever dd. 19/12/2019, met als referentie OWL1-SBSRTS-RAP-0001; de conformverklaring door de vzw Grondbank met nr. 2046-19-305809 van 3 december 2021 van de actualisatie van het Technisch Verslag Scheldetunnel en aansluiting Linkeroever dd. 21/11/2020, met als referentie OWVA-SBS-BAM-RAP-0027. 

Zij baseert zich voor het bovenstaande besluit op het feit dat de grondverzetwerken niet in overeenstemming zijn met de grondverzetregelgeving. 

De Raad van State besloot dat de werkzone voor de Oosterweelwerken niet correct is afgebakend. Volgens het rechtscollege vormt het gebied van de werken – dat zich over ettelijke kilometers uitstrekt van de terreinen van 3M in Zwijndrecht tot Antwerpen-Linkeroever en de Schelde – niet één werkzone, maar een geheel van drie afzonderlijke bouwprojecten die elk op een andere wijze zijn vergund. Die grondverplaatsing op de werkzone kan niet rechtsgeldig gebeuren. Dit werd ook bevestigd in de pers door bouwheer Lantis dd. 30/12/2021. 

Ter zitting toonde de Auditeur bij de Raad van State zich bovendien bijzonder kritisch voor de aanpak op de Oosterweelwerf. De auditeur stelde dat de door BAM opgegraven gronden gekwalificeerd dienen te worden als afval, zoals bepaald in het materialendecreet. Dat afval mag niet zomaar worden gestort in een zogenaamde ‘veiligheidsberm’ op de terreinen van 3M. Uit interne documenten van BAM blijkt immers, aldus de Auditeur, dat de kwalificatie als ‘veiligheidsberm’ slechts een voorwendsel is. Deze term werd expliciet in het leven geroepen in de dading tussen 3M en Lantis, om te voorkomen dat de grondopslag als stortplaats vergund zou moeten worden.

De schorsing van de conformverklaring van de Technische Verslagen voor de Oosterweelwerken door de Raad van State heeft uiteraard ook gevolgen voor deze vergunningsaanvraag. Allereerst wordt in de vergunningsaanvraag gesteld dat verschillende aanbevelingen van de Commissie Grondverzet (o.l.v. Dhr. Vrancken) werden verwerkt in de nieuwe technische verslagen. De conformverklaring van die Technische Verslagen werd evenwel geschorst door de Raad van State. 

Aangezien beide onwettigheden in de huidige stand van de vergunningsprocedure niet zijn weggewerkt, kan de vergunning niet worden verleend.

  1. Europese richtlijnen POP-verordering

Er dient ook op te worden gewezen dat al sinds 2019 een Europese verordening geldt voor zogeheten persistente organische stoffen (POP), waar ook PFAS-achtige chemicaliën onder vallen. Deze POP-verordening bepaalt heel duidelijk dat er een verbod bestaat op de toepassing of het hergebruik van met PFOS vervuilde grond*. Bovendien worden overtredingen zwaar strafrechtelijk gesanctioneerd**. 

Momenteel is een vraag aangaande de interpretatie van de POP-verordening hangende bij de Europese Commissie. Het lijkt gepast om te wachten met het verlenen van een vergunning tot een antwoord op die vraag werd ontvangen. Enkel indien het antwoord de aanpak voorgesteld in de vergunningsaanvraag bevestigt, kan een vergunning worden verleend. 

  1. Monitoringsplan geeft geen garanties voor veiligheid van de omwonenden

In de huidige vergunningsaanvraag wordt ook verwezen naar de ‘Bijlage 2 Monitoringsplan stof PFAS-metingen ILO_ST_V3’. De daarin beschreven werkwijze voor luchtmetingen is niet aangepast aan de specifieke situatie van Zwijndrecht. Het bloedonderzoek van 800 personen van de Vlaamse overheid en het bloedonderzoek van 10 personen door Grondrecht, heeft aangewezen dat omwonenden reeds veel te hoge PFOS/PFAS bloedwaarden in hun bloed hebben. Het toonde aan dat maar liefst 90% van de deelnemers van het bloedonderzoek reële kansen hebben op gezondheidseffecten o.w.v. te hoge PFOS/PFAS waarden in hun bloed. Het onderzoek van de Vlaamse Overheid had dan ook als besluit dat de blootstellingen van de omwonenden voor PFAS tot het absolute minimum moet herleid worden. Uit de voorgeschreven werkwijze blijkt niet dat die garantie er is.

De vooropgestelde toetsingswaarden van 0,4 – 2,2 ng/m³ voor de som van de 4 PFAS verbindingen (PFNA, PFOA, PFHxS en PFOS), opgesteld door VITO en VMM, houdt geen rekening met het feit dat de omwonenden reeds veel te hoge PFOS/PFAS bloedwaarden hebben. Er dient een toetsingskader te worden voorzien dat rekening houdt met deze kwetsbaarheid.

Kortom, de ‘bijlage 2 Monitoringsplan stof PFAS-metingen ILO_ST_V3’ geeft geen garanties dat de veiligheid en de gezondheid van de omwonenden gegarandeerd wordt. Bijgevolg kan er geen vergunning worden verleend voor de bijstellingen en de nieuwe voorwaarden waarvan sprake in deze vergunningsaanvraag.

Algemeen besluit: 

Op basis van de bezwaren beschreven onder titel 1 tot 8 dient te worden geconcludeerd dat in de huidige staat van de aanvraag onvoldoende is onderzocht welke effecten op de omwonenden én het milieu kunnen worden verwacht indien een vergunning wordt verleend. 

Zo werd er voor deze werken geen afdoende MER gevoerd; noch werd de impact van grondverzet op  het grondwater afdoende bestudeerd; noch werd de impact van de werken afdoende nagegaan op nabijgelegen beschermde natuurgebieden (Habitatrichtlijngebieden, Vogelrichtlijngebieden) en op de bevolking en de menselijke gezondheid. Zo biedt onder meer het bio monitoringsplan geen voldoende garanties voor de gezondheid en veiligheid van omwonenden. 

Door het arrest van de Raad van State dd. 29/12/2021 is er geen grondverzet mogelijk binnen de kadastrale werkzone omdat de conformverklaringen voor de infrastructuurwerken LO en Schelde werden geschorst. Er zijn dus geen geldige Technische Verslagen voorhanden, waardoor afgraven van grond en grondverzet niet mogelijk is. De wettigheidsbezwaren opgeworpen door de Raad van State en zijn Auditeur dienen te worden verholpen alvorens een vergunning kan worden verleend. 

Tot slot is een vraag hangende bij de Europese Commissie over de interpretatie van de POP-verordening; het is gepast te wachten op een antwoord in die procedure, alvorens een vergunning toe te wijzen.

Bijgevolg is het, omwille van alle bovenvermelde argumentatie, gepast de vergunning op dit moment niet te verlenen.


*  VERORDENING (EU) 2019/1021 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD van 20 juni 2019 betreffende persistente organische verontreinigende stoffen.

** https://www.tijd.be/politiek-economie/belgie/vlaanderen/het-europese-zwaard-van-damocles-boven-oosterweel/10356595.html.

Categorieën: actueel

wil je op de hoogte blijven van onze activiteiten
schrijf je in op onze nieuwsbrief
wil je op de hoogte blijven van onze activiteiten
schrijf je in op onze nieuwsbrief